Interview met Ann Demeester, directeur van het Frans Hals Museum

“Het is volkomen evident om kunstenaars eerlijk te betalen”
Een gezonde sector begint volgens Ann Demeester, directeur van het Frans Hals Museum, bij het eerlijk betalen van kunstenaars. Zij is sinds 2014 de directeur Haarlemse museum, dat naast oude meesters ook hedendaagse kunst tentoonstelt. “Hoewel er veel geld omgaat in de beeldende kunst, kunnen veruit de meeste kunstenaars nauwelijks leven van de kunst. Dat moet en kán anders.”
Waarom is de Fair Practice Code belangrijk?
Voor mij is het zo evident dat kunstenaars eerlijk betaald moeten worden, dat ik het eigenlijk treurig vind dat er nu campagne voor gevoerd moet worden. Het is simple comme bonjour. Je betaalt de bakker voor zijn brood, de bank voor zijn transacties en de kunstenaar voor zijn werk.
Musea zien vaak eerst alle andere kosten, voor bijvoorbeeld marketing en audiotours, en zetten de budgetten voor de kunstenaars helemaal aan het einde. De kunstenaar krijgt dan wat er nog over is, als al het andere is betaald. Dat is begrijpelijk, maar dat zou niet normaal mogen zijn. Wij draaien dat daarom om. Immers, zonder kunstenaar geen kunst en zonder kunst geen tentoonstelling. Zie het zo: in bedrijfseconomische termen zijn ze onze belangrijkste toeleveranciers en geen enkel bedrijf zou er zelfs maar over nadenken om de partijen die het basisproduct leveren niet te betalen.
Eerlijk betalen is een basisprincipe dus.
Precies. Je besluit eerst dát je het wil doen, daarna ga je kijken hóé je dat kunt doen. Zoals iemand die vegetariër wil worden eerst besluit geen vlees te eten, om vervolgens te kijken hoe hij/zij wel alle voedingsstoffen binnenkrijgt. Je doet dat omdat je gelooft dat het het goede is. Dat was niet makkelijk trouwens. Ik moest het mijn collega’s bij de afdeling Tentoonstellingen en Financiën ook wel uitleggen: we gaan dit niet doen omdat het mijn persoonlijke kruistocht is, maar omdat het correct is om te doen. Uiteindelijk ziet iedereen hier nu het belang daarvan.
Met de rekentool van het Mondriaan Fonds is het eenvoudig is om te berekenen wat een eerlijke betaling voor de kunstenaar is. Zo’n tool is fijn, want je kunt er ook naar verwijzen in een gesprek met de kunstenaar. Die kan de betaling dan nog steeds peanuts vinden, maar het geeft wel duidelijke kaders voor een discussie of onderhandeling.
Waarom lukt dat niet altijd?
Alle musea zijn er in wezen om kunst en erfgoed toegankelijk te maken voor de mensen. Ze zijn er voor het publiek, en focussen op de kunst, maar het gaat bijna nooit over de kunstenaar die het kunstwerk bedenkt en realiseert. Vaak wordt het ding (het kunstwerk) losgekoppeld van het mens (de kunstenaar). Als museum zorgen we wel voor de dingen en voor de bezoekers, maar daarbij wordt de kunstenaar soms uit het oog verloren als een soort onzichtbare derde partij.
Hoe zit het met de andere pijlers van de Fair Practice Code, zoals transparantie, vertrouwen en solidariteit?
Los van de Fair Practice Code merk ik al een andere cultuur onder de nieuwe garde van museumdirecteuren. Die zijn minder competitief dan hun voorgangers. Er is meer ruimte voor samenwerking, er wordt meer in het algemeen belang gedacht.
Zo hebben wij interessante uitwisselingen van medewerkers, onder andere met Mauritshuis. Wij hadden tijdelijk een conservator Oude Meesters van hen bij ons werken, omdat onze conservator langdurig was uitgevallen. Zelf adviseerde ik op mijn beurt hun directeur over hedendaagse kunst. Een ongebruikelijke uitwisseling van expertise die een tiental jaar geleden ondenkbaar zou geweest zijn. Dat was wel kwetsbaar, want je geeft een ander museum een transparante kijk in de keuken, maar door die solidariteit en dat vertrouwen staan we uiteindelijk als sector sterker.

Maar fair practice begint voor jou bij eerlijke betaling?
Als we kunstenaars niet goed betalen, dan heeft de kunst daar op den duur onder te lijden. En daar betalen wij als musea later weer de prijs voor. Kortom: eerlijk betalen is dus niet meer dan logisch om te doen. Uit ideologische overwegingen, maar ook uit zelfbescherming.

TEKST: Ko van ’t Hek
FOTOGRAFIE: Catharina Gerritsen